Matthew 13

1En te dien dage Jezus, uit het huis gegaan zijnde, zat bij de zee.
 zee Namelijk de Galilese zee bij Kapernaüm.
2En tot Hem vergaderden vele scharen, zodat Hij in een schip ging en nederzat, en al de schare stond op den oever. 3En Hij sprak tot hen vele dingen door gelijkenissen, zeggende: Ziet, een zaaier ging uit om te zaaien.
 gelijkenissen, Grieks, parabolen; welke zijn zodanige gelijkenissen wanneer enige zaken op historische wijze, alsof zij onder de mensen geschied waren, verhaals worden, en iets anders, dat geestelijk is, er door verstaan wordt. Doch worden ook wel somwijlen breder genomen voor allerlei gelijkenissen, leringen en voortreffelijke spreuken. Zie vs.35.
4En als hij zaaide, viel een deel van het zaad bij den weg; en de vogelen kwamen en aten datzelve op. 5En een ander deel viel op steenachtige plaatsen, waar het niet veel aarde had; en het ging terstond op, omdat het geen diepte van aarde had.
 ging terstond op Dat is, wies of sproot op.
6Maar als de zon opgegaan was, zo is het verbrand geworden; en omdat het geen wortel had, is het verdord. 7En een ander deel viel in de doornen; en de doornen wiesen op, en verstikten hetzelve.
 wiesen op Grieks, klommen op.
8En een ander deel viel in de goede aarde, en gaf vrucht, het een honderd-, het ander zestig-, en het ander dertig voud. 9Wie oren heeft om te horen, die hore.
 Wie oren heeft Dat is, die van God de geest des verstands ontvangen heeft, lette hierop met aandacht; 2Co 3:5 .
10En de discipelen tot Hem komende, zeiden tot Hem: Waarom spreekt Gij tot hen door gelijkenissen? 11En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Omdat het u gegeven is, de verborgenheden van het Koninkrijk der hemelen te weten, maar dien is het niet gegeven.
 gegeven is Namelijk van God, uit genade, maar zijn welbehagen; Gal 1:15 ; Mat 16:17 .
,
 niet gegeven Want het Evangelie is bedekt degenen, die verloren gaan: 2Co 4:3 .
12Want wie heeft, dien zal gegeven worden, en hij zal overvloediglijk hebben; maar wie niet heeft, van dien zal genomen worden, ook dat hij heeft.
 heeft, Namelijk de beginselen van het zaligmakend geloof, en dezelve door de kracht des Heiligen Geestes waarneemt.
,
 dat hij heeft Dat is, hetgeen hij meent of schijnt te hebben. Gelijk verklaart Luk 8:18 zie ook Mat 25:29 .
13Daarom spreek Ik tot hen door gelijkenissen, omdat zij ziende niet zien, en horende niet horen, noch ook verstaan. 14En in hen wordt de profetie van Jesaja vervuld, die zegt: Met het gehoor zult gij horen, en geenszins verstaan; en ziende zult gij zien, en geenszins bemerken.
 vervuld, Of, weder vervuld; daar hetgeen Jesaja eertijds gezegd heeft tot de hardnekkige Joden van zijnen tijd, wederom in deze hardnekkige Joden nog eens vervuld wordt.
,
 Met het gehoor Hetgeen hier op de wijze van voorzeggen gezegd wordt, is bij Jesaja op gebiedende wijze gesteld, om Gods oordeel over dit hardnekkig volk beter uit te drukken, gelijk het hier ook zou kunnen genomen worden. Zie verder de verklaring van dit alles Isa 6:9 .
15Want het hart dezes volks is dik geworden, en zij hebben met de oren zwaarlijk gehoord, en hun ogen hebben zij toegedaan; opdat zij niet te eniger tijd met de ogen zouden zien, en met de oren horen, en met het hart verstaan, en zich bekeren, en Ik hen geneze.
 dik geworden, Namelijk van vettigheid: Act 28:27 .
16Doch uw ogen zijn zalig, omdat zij zien, en uw oren, omdat zij horen.
 zalig Of, gelukkig.
17Want voorwaar zeg Ik u, dat vele profeten en rechtvaardigen hebben begeerd te zien de dingen, die gij ziet, en hebben ze niet gezien; en te horen de dingen, die gij hoort, en hebben ze niet gehoord.
 die gij ziet, Namelijk de Messias in het vlees gekomen en zijn ambt uitvoerende. Zie Joh 8:56 ; Act 26:6-7 .
18Gij dan, hoort de gelijkenis van den zaaier. 19Als iemand dat Woord des Koninkrijks hoort, en niet verstaat, zo komt de boze, en rukt weg, hetgeen in zijn hart gezaaid was; deze is degene, die bij den weg bezaaid is.
 het woord Dat is, de leer des Evangelies, waardoor Christus zijn rijk opricht; Mat 9:35 .
,
 de boze, Dat is, de duivel.
,
 is degene, Dat is, wordt bedoeld door degenen, enz.
,
 bezaaid is Dat is, het zaad ontvangen heeft.
20Maar die in steenachtige plaatsen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort, en dat terstond met vreugde ontvangt;
 vreugde ontvangt; Deze vreugde onstaat uit de kennis der Evangelische leer, en de aangenaamheid van de beloften derzelve: hoewel hun hart nog steenachtig blijft, dat is, dat de hardigheid deszelven door den Geest Gods nog niet is weggenomen.
21Doch hij heeft geen wortel in zichzelven, maar is voor een tijd; en als verdrukking of vervolging komt, om des Woords wil, zo wordt hij terstond geërgerd.
 geen wortel in zichzelven, Dat is, geen recht en vast vertrouwen op Christus, waardoor wij met Christus als met een vasten grond onzer zaligheid verenigd worden, Heb 3:14 , en van Hem het sap des levens trekken; Rom 11:17 , Rom 11:20 .
22En die in de doornen bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort; en de zorgvuldigheid dezer wereld, en de verleiding des rijkdoms verstikt het Woord, en het wordt onvruchtbaar.
 verstikt het woord, Dat is, verhindert den voortgang van de kracht des Woords.
,
 wordt onvruchtbaar Of, brengt geen vrucht.
23Die nu in de goede aarde bezaaid is, deze is degene, die het Woord hoort en verstaat, die ook vrucht draagt en voortbrengt, de een honderd-, de ander zestig-, en de ander dertig voud.
 goede aarde bezaaid is, Dat is, die het in een goed en fijn hart ontvangen, Luk 8:15 , hetwelk een mens van zichzelven niet heeft maar door de kracht van de Geest Gods ontvangt; Act 16:14 .
,
 vrucht draagt en voortbrengt, Namelijk het ware geloof en oprechte liefde; Mat 21:43 .
24Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een mens, die goed zaad zaaide in zijn akker. 25En als de mensen sliepen, kwam zijn vijand, en zaaide onkruid midden in de tarwe, en ging weg.
 onkruid midden in de tarwe Grieks, Zizania; hetwelk sommigen menen dat een Arabisch woord is, betekende voornamelijk een zeker soort van onkruid, dat men brandkoren noemt, hetwelk zonder schade van de tarwe niet wel kan uitgewied worden.
26Toen het nu tot kruid opgeschoten was, en vrucht voortbracht, toen openbaarde zich ook het onkruid. 27En de dienstknechten van den heer des huizes gingen en zeiden tot hem: Heere! hebt gij niet goed zaad in uw akker gezaaid? Van waar heeft hij dan dit onkruid? 28En hij zeide tot hen: Een vijandig mens heeft dat gedaan. En de dienstknechten zeiden tot hem: Wilt gij dan, dat wij heengaan en datzelve vergaderen? 29Maar hij zeide: Neen, opdat gij, het onkruid vergaderende, ook mogelijk met hetzelve de tarwe niet uittrekt.
 uittrekt Grieks, uitwortelt.
30Laat ze beiden te zamen opwassen tot den oogst, en in den tijd des oogstes zal ik tot de maaiers zeggen: Vergadert eerst dat onkruid, en bindt het in busselen, om hetzelve te verbranden; maar brengt de tarwe samen in mijn schuur.
 Laat ze beide tezamen opwassen tot den oogst, Hiermede wil Christus niet wegnemen het ambt der overheid in het straffen der boze, Rom 13:4 ; noch der kerk in oefenen der tucht, 1Co 5:7 , maar geeft te kennen dat men daarin voorzichtigheid moet gebruiken, en dat de huichelaars en de boze niet geheel kunnen geweerd worden, overmits zij van de ware gelovigen somwijlen niet wel kunnen onderscheiden worden, gelijk het brandkoren van het goede koren, als het eerst opkomt, kwalijk kan onderscheiden worden.
31Een andere gelijkenis heeft Hij hun voorgesteld, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan het mosterdzaad, hetwelk een mens heeft genomen en in zijn akker gezaaid;
 Een andere gelijkenis Met deze twee gelijkenissen wijst Christus aan de kracht van zijn woord, hetwelk, hoewel het in het begin klein en veracht scheen, nochtans daarna zich wijd zou uitbrieden en de gehele wereld doordringen; Rom 10:18 .
32Hetwelk wel het minste is onder al de zaden, maar wanneer het opgewassen is, dan is 't het meeste van de moeskruiden, en het wordt een boom, alzo dat de vogelen des hemels komen en nestelen in zijn takken. 33Een andere gelijkenis sprak Hij tot hen, zeggende: Het Koninkrijk der hemelen is gelijk aan een zuurdesem, welken een vrouw nam en verborg in drie maten meels, totdat het geheel gezuurd was.
 maten meels, Grieks, Sata. Zie daarvan Gen 18:6 .
34Al deze dingen heeft Jezus tot de scharen gesproken door gelijkenissen, en zonder gelijkenis sprak Hij tot hen niet.
 zonder gelijkenis Namelijk op dien tijd en in deze en andere predikatiën.
35Opdat vervuld zou worden, wat gesproken is door den profeet, zeggende: Ik zal Mijn mond opendoen door gelijkenissen; Ik zal voortbrengen dingen, die verborgen waren van de grondlegging der wereld.
 voortbrengen Of, overvloediglijk voortbrengen. Grieks, uitwellen, gelijk een fontein haar water doet.
,
 verborgen waren Dat is, zulke leringen, die altijd in zichzelven verborgenheden zijn geweest, maar evenwel in Gods Woord voorzegd en geopenbaard; gelijk het alzo ook Psa 78:2 , genomen wordt.
36Toen nu Jezus de scharen van Zich gelaten had, ging Hij naar huis. En Zijn discipelen kwamen tot Hem, zeggende: Verklaar ons de gelijkenis van het onkruid des akkers. 37En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Die het goede zaad zaait, is de Zoon des mensen;
 de Zoon des mensen; Namelijk zo door zichzelven, als door zijn apostelen en getrouwe leraars, Eph 4:11-12 .
38En de akker is de wereld; en het goede zaad, zijn de kinderen des Koninkrijks; en het onkruid zijn de kinderen des bozen;
 de kinderen des koninkrijks; Dat is, die niet alleen uiterlijke leden zijn van Christus' rijk, gelijk Mat 3:12 , maar ook ware en levende leden.
39En de vijand, die hetzelve gezaaid heeft, is de duivel; en de oogst is de voleinding der wereld; en de maaiers zijn de engelen. 40Gelijkerwijs dan het onkruid vergaderd, en met vuur verbrand wordt, alzo zal het ook zijn in de voleinding dezer wereld. 41De Zoon des mensen zal Zijn engelen uitzenden, en zij zullen uit Zijn Koninkrijk vergaderen al de ergernissen, en degenen, die de ongerechtigheid doen;
 de ergernissen Dat zijn mensen, die een ergerlijk leven geleid hebben.
42En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal wening zijn en knersing der tanden.
 vurigen oven werpen; Grieks, oven des vuurs; dat is, de hel. Het schijnt dat in deze wijze van spreken gezien wordt op de gruwelijke straffen des vuurs, die eertijds gebruikelijk waren. Zie Dan 3:6 .
43Dan zullen de rechtvaardigen blinken, gelijk de zon, in het Koninkrijk huns Vaders. Die oren heeft om te horen, die hore. 44Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een schat, in den akker verborgen, welken een mens gevonden hebbende, verborg dien, en van blijdschap over denzelven, gaat hij heen, en verkoopt al wat hij heeft, en koopt dienzelven akker.
 Wederom is het koninkrijk der hemelen Met deze twee gelijkenissen wijst Christus aan de uitnemende waardigheid van de leer en de beloften des Evangelies, mitsgaders den ijver en de naarstigheid, die men behoort aan te wenden om dezelve te verkrijgen, al ware het ook met schade en verlies van alle tijdelijke dingen.
45Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een koopman, die schone paarlen zoekt; 46Dewelke, hebbende een parel van grote waarde gevonden, ging heen en verkocht al wat hij had, en kocht dezelve. 47Wederom is het Koninkrijk der hemelen gelijk aan een net, geworpen in de zee, en dat allerlei soorten van vissen samenbrengt; 48Hetwelk, wanneer het vol geworden is, de vissers aan den oever optrekken, en nederzittende, lezen het goede uit in hun vaten, maar het kwade werpen zij weg. 49Alzo zal het in de voleinding der eeuwen wezen; de engelen zullen uitgaan, en de bozen uit het midden der rechtvaardigen afscheiden;
 uitgaan Namelijk door Christus uitgezonden zijnde, gelijk vs.41.
50En zullen dezelve in den vurigen oven werpen; daar zal zijn wening en knersing der tanden.
 vurigen oven Grieks, oven des vuurs gelijk vs.42.
51En Jezus zeide tot hen: Hebt gij dit alles verstaan? Zij zeiden tot Hem: Ja, Heere! 52En Hij zeide tot hen: Daarom, een iegelijk Schriftgeleerde, in het Koninkrijk der hemelen onderwezen, is gelijk aan een heer des huizes, die uit zijn schat nieuwe en oude dingen voortbrengt.
 in het koninkrijk der hemelen Of, tot; dat is, een verstandig en geoefend man in de schriftuur, een leraar gelijk Ezra was. Zie Ezr 7:6 , Ezr 7:11 .
,
 schat Of, voorraad.
53En het is geschied, als Jezus deze gelijkenissen geëindigd had, vertrok Hij van daar. 54En gekomen zijnde in Zijn vaderland, leerde Hij hen in hun synagoge, zodat zij zich ontzetten, en zeiden: Van waar komt Dezen die wijsheid en die krachten?
 vaderland, Namelijk Nazareth, waar Hij opgevoed was en zijne vrienden woonden. Zie Luk 4:16 .
55Is Deze niet de Zoon des timmermans? en is Zijn moeder niet genaamd Maria, en Zijn broeders Jakobus en Joses, en Simon en Judas?
 timmermans? Namelijk Jozef, dien zij meenden dat zijn vader was. Zie Luk 3:23 ; Joh 6:42 .
,
 broeders Dat is, bloedverwanten; want Jakobus en Joses waren zonen van de zuster van Christus' moeder, gelijk men kan zien Joh 19:25 , verg. met Mat 27:56 , en Mar 15:40 .
56En Zijn zusters, zijn zij niet allen bij ons? Van waar komt dan Dezen dit alles? 57En zij werden aan Hem geërgerd. Maar Jezus zeide tot hen: Een profeet is niet ongeëerd, dan in zijn vaderland, en in zijn huis. 58En Hij heeft aldaar niet vele krachten gedaan, vanwege hun ongeloof.
 vanwege hun ongeloof Omdat zij, vanwege hun ongeloof, hem de kranken niet toebrachten.
Copyright information for DutSVVA